O

O nee, een liefdesscène!

Door Ilse Wouters, theaterdocent

Spelen dat je verliefd op elkaar bent. Meestal een bevalling voor de spelers én voor de leerkracht. Het is vaak het mooiste stukje van de musical. Kwetsbaar en ontroerend. Maar ook het lastigste! De spelers voelen zich al snel voor schut staan. Leerkrachten vinden het vaak ook ongemakkelijk en stellen het steeds uit. Dat is jammer en niet nodig. Hier volgen wat tips om overtuigend te kunnen acteren dat je ‘in love’ bent.

“Dit jaar was er geen scène waarin twee toneelspelers tijdens de afscheidsmusical verliefd worden. Dit was voor mijn klas een grote opluchting!” (leerkracht groep 8)

Allereerst is het belangrijk om aan de klas heel duidelijk te benadrukken dat het niet ECHT is! Het is toneel. Je doet alsof. Je spéélt dat het echt is, maar je bent het dus niet echt. Je hoeft er dus niet mee te trouwen! Het is gewoon een scène uit een verzonnen musical die er ook bij hoort. Dat haalt vaak de druk er al een beetje af.

Oefen eerst droog de tekst, zodat je die kunt dromen. Dan hoef je daar in ieder geval niet meer over na te denken en kun je je volledig richten op het spel. De leerkracht kan het eventueel eerst samen met de twee spelers apart oefenen. Als je wel meteen in de klas begint, vraag dan eerst al een applaus aan het publiek. Want deze spelers zijn dapper en heldhaftig. Zij durven dat! Als je echt kwetsbaar durft te spelen, wordt dat vaak heel krachtig. Dat mag best beloond worden. Uitlachen is dan ook uit den boze. Dat mag je als publiek natuurlijk nooit, maar zeker nu kunnen de anderen de spelers helpen door stil te zijn en positieve feedback te geven. Laat het publiek juist benoemen wat ze heel mooi of dapper vinden.

Vaak helpt het om de liefdesscènes technisch te benaderen. Als je iemand verliefd aan moet kijken, moet dat eruit zien alsof je verdrinkt in elkaars ogen. Begin al eens met goed naar elkaar te kijken. Écht kijken. Dat je ook details van een gezicht ziet. Om te beginnen kun je bijvoorbeeld voor of tijdens de scène elkaar aankijken en hardop tot zes tellen. Of langer. Daarna doe je dat tellen in je hoofd. Als het in de ogen aankijken te moeilijk is, dan kijk je naar elkaars wenkbrauwen.

Hetzelfde geldt voor een aanraking, kus of omhelzing. Spreek samen af wat de volgorde is van de handelingen. Bijvoorbeeld: díe arm leg ik op jouw schouder als ik díe zin zeg. Of na díe tekst volgt een stilte en dan leg ik díe hand op jouw wang, etc. Zodat er een soort choreografie ontstaat. Die oefen je dan ook eerst droog, dus zonder tekst. En als je hem kent, voeg je de tekst weer toe. Dan veel oefenen, zodat je weet wat er komt en dan kun je je volledig richten op het geloofwaardig spelen van de scène. Heel veel oefenen zorgt ervoor dat iets ongewoons gewoon wordt.

Love is in the air!

O nee, een liefdesscène!